Volgens mij is het een week geleden dat onze hoofdredacteur zei dat hij toch maar eens dat mailtje van Grasnapolsky zou gaan beantwoorden. Wegens drukte was hij er niet aan toegekomen en wegens diezelfde drukte zag hij ook geen kans om er een reportage van te maken, maar nog voor hij het festival van een antwoord had voorzien riep ik ineens vrij impulsief: “Ik doe het wel!”
Zaterdag is het zover. Ik vertrek naar De Toekomst in Scheemda om verslag te doen van Grasnapolsky. In alle eerlijkheid dien ik te zeggen dat ik nu juist die guy ben die normaal gesproken lekker ‘veilig’ op de achtergrond aan het werk is bij DATmag. De maandelijkse Goldflakes en de productie van de podcasts is meer mijn ding. Maar goed, voor alles een eerste keer toch?
Zaterdag
Het is een immens groot pand, de oude strokartonfabriek in Scheemda. De pijp torent hoog boven het kale Oost-Groningse landschap. Het voelt dan ook aan als the middle of nowhere, terwijl de wind door alles heen snijdt. Wat gelijk opvalt, zijn de ramen van de fabriek. Grasnapolsky heeft deze verwerkt in de beeldtaal van het evenement.
En ook leuk: het festival organiseert hier ook, net als bij de vorige locatie, rondleidingen rondom het prachtige industriële pand. In die zin worden de geschiedenis van de streek en het pand zelf ook echt bij Grasnapolsky betrokken. Dit geldt tevens voor ‘Het Blauwe Uur’, wat gelijk van grote meerwaarde is voor het festival en de provincie Groningen. Zo kijk je als buitenstaander eens buiten je bubbel.
Dan over de podia. Die zijn van minimale aankleding voorzien, met her en der een verwijzing naar de locatie en het festival zelf. Karig? Zeker niet. Door de belichting en de warmtekanonnen voelt het kale industriële toch als een warm bad.
In die setting loop ik aftastend rond. Ik heb eerlijk gezegd geen idee wat ik aan het doen ben. Dus probeer ik in eerste instantie maar om mensen on the record te laten praten over het festival en hun bevindingen.
Wat ik in eerste instantie voor ogen heb is Grasnapolsky op een populair-wetenschappelijke manier benaderen. Al gauw kom ik tot de conclusie: mission failed. Plan B wordt het verzamelen van soundbites. Waar ik ook snel weer mee stop, want ik besef dat het niks voor mij is. En nu dan?
Ik ga sowieso geen volwaardige recensies schrijven. Een mening is immers ook maar een smaakoordeel. Al kan ik het niet nalaten om toch een top vijf te maken, zonder daar veel woorden aan vuil te maken.
Hierdoor blijf ik me een beetje aftastend op dit festival voortbewegen, met potentie tot een verslag maar zoekende naar een invalshoek. Ondertussen gaat Grasnapolsky vrolijk verder met opvallend veel Nederlandse bands/artiesten.
De sfeer is gemoedelijk en het voelt allemaal als kleinschalig, soms zelfs op het kalme af en dat bevalt me eigenlijk wel. Maar is Grasnapolsky op deze nieuwe locatie nu een uit de hand gelopen feestje, of een volwaardig festival? Omstanders met wie ik spreek, beamen dit. Ook zij kunnen het verschil niet duiden.
Ook ontbreekt het zogenaamde gevoel van ‘samenkomen’ een beetje. Nu weet ik niet of dit ligt aan de opzet van Grasnapolsky; ze staan immers bekend als ‘ontdekfestival’. Misschien is de straffe februari wind in het oosten van Groningen de verantwoordelijke. Of is het gewoon een bijproduct van het verslaggever zijn?
Hoe het ook zij, ik merk dat groepjes mensen zich op hun eigen veilige eilandje begeven. Er is weinig vermenging. Het feit dat ik zelf optrek met bekenden, helpt ook niet mee (shout out naar Welcome to The Village). Bovendien voel ik me een beetje opgelaten bij de randstedelingen met wie ik wel gesprekjes heb, als ze me wijzen op mijn perspas. Want hoe gedragen persmensen zich eigenlijk? Geen idee. Niet gek dat het gevoel van het imposter syndrome mij meer en meer bekruipt.
Als ik zaterdagnacht weer thuis ben, valt het kwartje. Het bovenstaande in klad is mijn invalshoek. Dus gewoon mijn cringing-self en de ervaring die dat oplevert tijdens Grasnapolsky.
Zondag
De wind van zaterdag maakt plaats voor waterkou en de algehele vibe is een beetje mellow. Zondagmiddag check ik eerst Lewsberg. Daarna Ray Fuego. Is het nou die mellow vibe, de zondagsrust of gewoon die verschrikkelijke waterkou? Ik weet het niet.
De energie van de muziek komt totaal niet bij me binnen. Je begrijpt: ook een nul punt nulletje brengt daar nul verandering en ik ben niet de enige die het zo ervaart. De mensen om me heen lijken een beetje verzadigd, oftewel blasé zoals randstedelingen dat graag zeggen.
Pas bij Charlotte Adigéry is het weer fissa. Deze Belgische blaast het leven weer in de toko. Eenzelfde soort energie kan ik ook vinden bij Love Couple en bij Donny Benét. Vervolgens tik ik de zondag af met Ploegendienst: punk zoals punk dient te zijn. Strakke gitaarlijnen, puntige bas, klapperende drums en een frontman (Ray Fuego) waarvan ik alleen de volgende zin versta: “Menstruatiebloed in je onderbroek.”
Top 5
Het Blauwe Uur
Als je voor een festival van drie dagen de Machinekamer van De Toekomst weet om te bouwen tot een installatie waarbij de bedrijvigheid van de oude industrie weer tot leven wordt gewekt. Awesome!
Yin Yin
Limburg meets Khruangbin, maar dan net iets feller en rauwer. Pluspunten voor de gitarist die in zijn mimiek wel iets wegheeft van een jongere Adam Granduciel (The War On Drugs). Vibes!
Charlotte Adigéry
Als je een overwegend kaaskop publiek uit die zondag-rust-stand weet te halen met toffe elektronische vibes, gunfactor-energie en prima stem. Sex!
Love Couple
De youth heeft de toekomst. Rammen!
Ploegendienst
Punk.