Om de zoveel tijd sturen we Tjeerd op pad om zich te verdiepen in een voor hem onbekende wereld. Vinden we leuk. Ditmaal bezocht hij het Groninger Studenten Cabaret Festival en dompelde zich onder in de magische wereld van de lach, de traan en de belediging. Op zoek naar de rol van de cabaretier.
Joost van den Vondel zei het eens in een vrije vertaling van Shakespeare: ‘De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en elk krijgt zijn deel’. De wereld als schouwtoneel, het is een interessante en verleidelijke gedachte. Voor niemand lijkt dit meer een rol te spelen dan voor de cabaretier, een kunstvorm die per definitie afhankelijk lijkt te zijn van een rol.
Klote-elite
Na een gure fietstocht loop ik de vernieuwde Stadsschouwburg binnen, ontmoetingsplaats voor intellect, of zoals het vandaag de dag in de volksmond ook wel ‘de klote-elite’ wordt genoemd. De ‘witte, boze man’ heb ik nog niet kunnen ontwaren in het publiek.
Het publiek bestaat voornamelijk uit studenten en hier en daar een verdwaalde 65-plusser. De foyer van de schouwburg is per definitie de sociale ruimte, waar met behulp van een biertje de nodige ongemakkelijkheden tussen vage kennissen of oud-scharrels wordt weggenomen.
‘Uuh, ja. Ik had je nummer niet goed opgeslagen, sorry’
‘Lul niet, eikel. Dankzij jou zat ik een week aan de antibiotica’.
Zelf neig ik ook naar een biertje, maar in mijn rol als journalist/onderzoeker kan ik mijn scherpe observatie niet verliezen, dus drink ik gecontroleerd (wij hoorden hele andere verhalen – red).
Ironie zonder knipoog
Het lieftallige bestuur blijkt mij een plekje te hebben gegeven naast een kapster van midden twintig. Op het toneel komt een cabaretière op. Wat opvalt is het ontbreken van de zogenoemde vierde wand tussen artiest en publiek. Meteen wordt er een relatie aangegaan met de toeschouwer. Een ‘beledigende opmerking’ is binnen de context van het cabaret niet bedoeld als belediging, maar als contactmiddel.
Door middel van ironie en spel ontstaat er een wisselwerking tussen artiest en publiek. Ironie zonder knipoog. Een ironie die alleen mogelijk is doordat het publiek wordt gezien als een gelijke. Grappen over minderheden worden niet per se voorzien van een maatschappelijke context. Verwacht wordt dat de toeschouwer geëngageerd is en dat zij deze context zelf kent. De kapster naast mij kijkt verward en zoekt hulp bij haar metgezel; ‘Danny, ik snap het niet’.
Het is een vrijheid die de artiest in zijn rol als cabaretier heeft, maar die in het normale sociale verkeer niet geoorloofd is, namelijk om opmerkingen te uiten die buiten het normen en waardenstelsel valt wat normaal gesproken tussen twee onbekenden optreedt.
Zo zal een opmerking binnen het normale sociale verkeer over het seksleven van een onbekende snel worden begroet door een knal in het gezicht of een ongemakkelijke situatie. Maar binnen het theater is het publiek geen onbekende voor de cabaretier. Het is een intieme ontmoeting tussen artiest en publiek.
Podium als huiskamer
Een ontmoeting die meteen het onderscheid weghaalt tussen front-stage en back-stage. Waar de mens front-stage een politiek correcte indruk maakt, met twee woorden spreekt en hoffelijkheid uitstraalt, dient back-stage als de ruimte waar wordt geuit wat men denkt, maar niet zegt.
Iets wat vandaag de dag vooral wordt verward met Facebook. Het podium dient als huiskamer, als intieme ruimte waar artiest met theaterbezoeker samen een eigen publieke sfeer creëren, waar geen onderscheid tussen front- en back-stage nodig is. En waar ik naast een kapster zit.
Hier onderscheidt de cabaretier zich ook van de notoire semi-grappenmaker. De huichelachtige aardmannetjes op de radio die, tussen het draaien van kutplaatjes door, beledigende en racistische opmerkingen de ether in slingeren ter compensatie voor hun uiterlijk. Zo niet de cabaretier, wiens aangezicht wel degelijk vertoond mag worden buiten De Wereld Draait Door en zich bewust is van zijn satirische rol.
Terwijl ik mijn biertje gecontroleerd naar mijn lippen breng en er gecontroleerd probeer aan te nippen (een manier die, naast dat het er nogal idioot uitziet, ook niet past in het referentiekader van uw onderzoeker), vervolgt het spel zich van de kandidaten. De cabaretier heeft een verhaal te delen. Zij het over liefde, zij het over onbegrip, duidelijk wordt dat maatschappelijk relevante thema’s als liefde, depressie en angst de boventoon voeren binnen het spel en het verhaal.
Een spel wat lijkt te dienen als een kritische spiegel op maatschappelijke onderwerpen, moraal, politiek en cultuur. Het is dezelfde spiegel waarin een onzeker tienermeisje kijkt en al haar witte puistenkoppen, scheve tanden en iets te dikke buik in volle glorie naar voren ziet komen. Net als de achtergestelde zandhoopjes, die in de volksmond als borsten worden omschreven. Of, zoals de Franse cabaretier Mac-Nab ooit zei: ‘Moi, j’vas vous dire la vérité.’ (Ik ga je alleen de waarheid vertellen).
Opvallend is dat er binnen het verhaal van de cabaretier veel waarde wordt gehecht aan het bereiken van bepaalde statussen: wie ben ik, wie wil ik worden en hoe zorg ik ervoor dat. Het zijn kenmerken die niet alleen voor het verhaal stilistisch van belang zijn, maar ook een bredere herkenning oproepen bij het publiek en daarmee ook een bredere betekenis in zich meedragen. Met het publiek als aanschouwer wordt een zoektocht afgelegd naar identiteit.
Een duidelijke uiting van het individu, zoals wij die kennen sinds onze broeders van andere moeders van de Verlichting Benny Spinoza en Fransie Voltaire onze moeders in de keuken schopten en het individu niet langer meer stond voor het kleinste ondeelbare element van een geheel, maar een persoon met zijn eigen rechten, ideeën en vooral met de mogelijkheid tot zelfontplooiing.
Het is juist deze zelfontplooiing die centraal lijkt te staan voor de cabaretier; door het uiten en schreeuwen. Door het spel lijkt de cabaretier buiten de sociale conventies te treden. Cogito ergo sum.
Buiten het politiek correcte of het normen en waardenkader wat de burgerman in het tweedelige keurspak leeft de kunstenaar. Die is vrij in zijn spel op het toneel. Danny lijkt ondertussen gefrustreerd te zijn en sist naar de kapster. Een frustratie die met zo’n naam begrijpelijk is.
Cabaret is tóch relevant
Terwijl het bier ondertussen een mengsel van rivella en appelsap lijkt te zijn geworden en uw onderzoeker het subtiel heeft laten intrekken in het tapijt in de hoop dat Doutzen Kroes ineens naast hem komt staan, kijkt de kapster naast mij verveeld op Facebook.
Uw onderzoeker komt tot de conclusie dat de rol die de cabaretier aanneemt lijkt te ontbreken. De cabaretier probeert geen rol aan te nemen, de cabaretier en de rol zijn één en dezelfde. Op het toneel neemt men geen rol aan, maar probeert zij, zonder vierde wand, juist zichzelf te zijn, zich te uiten en op die manier zo dicht mogelijk bij het nirvana te komen.
Een cynicus, een scepticus zou zich nu kunnen afvragen wat er nou kunst is aan cabaret. Juist nu lijkt cabaret enorm relevant te zijn, in een tijd van sociale media, nepnieuws, een kloterige elite aan ‘linkse guttmenschen’ en een groep boze, witte mannen wiens wensen durchgeführt moeten worden. Wat cabaret is, wat haar relevantie is, valt misschien nog wel het best te omschrijven als hoe een Duits cabaretensemble eens zei:
‘Der Titel des Programms – Die Kleine Freiheit.
Stammt nicht von Uns. Der Titel schrieb die Zeit.’
Illustraties: Bart Zijlstra