Leonie spreekt een levende legende in de persoon van Dany Lademacher. De 66-jarige gitarist van de beruchte begeleidingsband van Herman Brood en His Wild Romance.
‘Mag ik ‘ier zitten?’ Een beetje ongemakkelijk ploft Dany Lademacher, een kartonnen bekertje filterkoffie in zijn hand, op de bank.
De 66-jarige gitarist van de beruchte begeleidingsband van Herman Brood, His Wild Romance, heeft pijn. Jicht. Lademacher glimlacht zijn kwajongensachtige grijns. “Ik ben niet bang voor pijn. Rock ’n roll gaat voor alles.
Hij wil het liever niet op papier hebben, dat van die jicht. Maar His Wild Romance is begonnen aan een tweede leven als Dany Lademacher’s Wild Romance en ze zijn bezig met een jubileumtour, Out of Heaven.
Veertig jaar geleden, in 1976, zag de band in Groningen het levenslicht. De tour brengt hen, onder andere, terug in Groningen. Zonder Herman. Hij sprong in 2001 van het dak van het Hilton in Amsterdam.
Wat is er sindsdien veranderd?
“Voor ons is niks. Zelfs de groupies niet. Die zijn nog altijd jonger dan dertig. En ik besef me eigenlijk ook niet dat ik een oude lul geworden ben. Niemand klaagt. Zolang de dames niet klagen, is het goed. Toch?”
De van oorsprong Vlaamse rocker was, op een onderbreking van zes jaar na, de vaste gitarist van Herman Brood & His Wild Romance en schreef onder andere samen met Brood de hits Never be clever en Saturday Night.
Hoe ben jij bij His Wild Romance terechtgekomen?
“In 1977 ben ik gevraagd om met Herman te spelen. Ik ben toen naar Groningen gegaan om de jongens te zien. En eerlijk: Ik vond er geen reet aan. Het waren gewoon niet de goede muzikanten, die junks die meededen. Iedereen aan de heroïne, dat was niets voor mij. Dat zei ik ook tegen de manager. Weet je wat, dan zoeken we de goede muzikanten erbij, reageerde hij.”
Zo gezegd, zo gedaan. Dany ging terug naar Groningen en de rest is history.
Jullie zijn nu begonnen met de tour.
,,Ja dat klopt.” Lademacher slaakt een zucht. Achttien theaters achter elkaar. Oktober, november, december. Ondertussen ga ik nog naar Duitsland, België, Curacao, Aruba, noem maar op. Dat is fijn. Ohja, en San Fransisco. De oude gay town.” Lacht.
In de jaren ’70 toerde de band ook al door Amerika. Niet alle bandleden zijn er meer, alleen Otto Cooymans en Ruud Englebert speelden zowel toen als nu mee. ,,De rest is of overleden, of doet nu iets anders.”
Kiezen jullie er bewust voor om nog steeds met Herman Brood geassocieerd te worden?
“Nee. We spelen eigenlijk met mijn muziek. De muziek die ik voor Herman geschreven heb. Dus ik vind dat ik dat mag doen. Dus het heeft eigenlijk bitter weinig met Herman Brood te maken.”
“Het is wel de sfeer en het is ook mijn muziek. Dus ik zie niet in waarom als Herman Brood plotseling overlijdt dat ik een totaal andere richting moet kiezen.
Heeft het dan marketingtechnisch een voordeel om dat wel te benoemen?
“Ik denk het niet. Onze tourmanager, Kees van Dijk, hangt natuurlijk een beetje aan de naam. Het heeft eigenlijk bitter weinig met Herman Brood te maken, behalve de nummers.
Wil jij nog wel met Herman geassocieerd worden?
“Met plezier, maar het is geen business. Automatisch als mensen me zien roepen ze ‘Hé Herman!’ Of ‘Ik heb je gezien in 1977’. Fijn. Als mensen dat willen, prima. Dat maakt mij geen ruk uit. Zolang de band goed functioneert, de zalen vol zijn en het publiek uit haar dak gaat. Wat wil je nog meer? Daar doe ik het voor. Blije mensen. Dat is zoveel beter dan een pak geld.”
Is het nog net zo rock ’n roll als vroeger?
“In plaats van na het optreden nog doorgaan en feesten ga ik nu liever naar huis. Ik heb het allemaal al gehad. Ik loop ook allang niet meer achter mijn lul aan. Dat is ook niet zo noodzakelijk meer. Maar voor de rest is het serieus rock ’n roll.”
Zou je het spelen kunnen missen?
“Nee. Ik sta sinds mijn veertiende op het podium. Ik kan me niet voorstellen dat ik gitarist ben van een kutband waar je nooit van je leven iets mee bereikt hebt en je bent plotseling vijftig en je hebt nog niets gedaan. Dat lijkt me zo afschuwelijk.”
“Ik heb gelukkig heel veel geluk gehad. Alles wat ik heb aangeraakt op het gebied van muziek is goud geworden. En ik schrijf natuurlijk. Ik heb de meeste hits van Herman Brood ook geschreven. Dat tikt behoorlijk op.”
Is het wel eens minder geweest?
“Nee, nooit!”
Ben je daar niet bang voor?
“Nee, nooit. Wat kan me nog gebeuren? Ja een auto-ongeluk, of een hartinfarct. Maar op het gebied van mijn beroep, niks. Ik ben er en mijn plek is er en het is door mezelf veiliggesteld. Maar ik realiseer me wel dat ik moet blijven relativeren en respecteren. Ik mag blij zijn met wat ik heb gedaan. Het is niet altijd door jezelf, je doet het niet alleen. Zonder bevriende collega’s was het nooit wat geworden.”
Als jij aan Groningen denkt, waar denk je dan aan?
“Lekkere wijven. Ja, 1977, ik was jong he? Groningen is goed voor me geweest. Je had vroeger een bar in de Peperstraat, ik weet niet meer hoe het heette. Het was een klein cafe, Jos was de eigenaar. Die is later de kunstmanager van Herman Brood geworden. Hele leuke man. Ik zal nooit vergeten, ik sprak nog geen woord Nederlands en was net vers aangekomen.”
“Hij wist wel wie ik was, hij zei: ga zitten, ik kom eraan. Hij doet een cassette in het cassettedeck. Het was New Kid in Town, van de Eagles. Ik kreeg er bijna tranen van in de ogen. Toen wist ik: hier mag ik blijven. Ik ben nog een jaar gebleven, toen zijn we naar Amsterdam gegaan, voor het gemak.”
Heb je nog vrienden in Groningen die vandaag komen kijken?
“Nee in Groningen niet. ”
Wat is het raarste wat jullie op rider staat?
“Vroeger wilden we alles wat alcohol bevat. Whiskey, wodka, noem maar op. Nu veel water en jus, dat soort dingen. We proberen een beetje gezond te blijven. Ik heb voor drie leeftijden genoeg gedronken.”
“Ik drink nog wel goede wijn bij het eten, dat wel. Maar op de rider, we hebben besloten al die whiskey en wodka eruit te laten. Als je heel veel moet spelen op mijn leeftijd, dan wil je niet met zo’n kop op het podium staan. Vroeger konden we dat wel. Nu lukt dat niet meer. Dat is het enige wat echt veranderd is.”
Wat kunnen we van het optreden verwachten?
“Een behoorlijk strak optreden, denk ik. Vroeger was het een zooi op het podium. Vol coke en whiskey, maar kennelijk was het ook ok. Nee, het is nu puur voor onszelf. Een gezond bandje.”
Bedankt voor je tijd.
“Geen dank. Wat doe je zo? Heb ik al verteld dat onze bus van alle gemakken voorzien is? We hebben bedden, een bioscoop, alles!”
“Weet je, dat is de reden waarom de naam Wild Romance gebleven is. Het is een herinnering aan een waanzinnige tijd, waarom zou je dat veranderen? Nee, ik heb m’n laatste noot nog niet gespeeld, jongens.”
Amen
Foto’s: Joséphine Adriana Kurvers